Een alarmsysteem bevat altijd een centrale. Deze vormt het hart van het systeem. De centrale wordt (meestal) aangesloten op het lichtnet (“stopcontact”) en bevat naast de radio-ontvanger ook vaak een sirene en noodstroomaccu. Bovendien is vaak een telefoon, gsm- of LAN kiezer aanwezig in de centrale.
Soms is – met name bij de goedkopere systemen – een beeldschermpje en toetsenbord op de centrale geplaatst. Hiermee is het systeem te programmeren en vaak ook te bedienen. Omdat de centrale een kwetsbaar deel van het systeem is wordt deze bij voorkeur veilig weg gebouwd in een afgesloten meterkast. Op deze wijze is het lastiger om het systeem te saboteren. Omdat het in de meeste woningen lastig is om bekabeling naar alle sensoren te leggen, maken we bij voorkeur gebruik van draadloze techniek. Bij een EN50131-1 wordt gebruik gemaakt van hoogwaardige zendtechniek. De centrale bewaakt en beheert een of meerdere (draadloze) detectoren, ook
wel sensoren genoemd.